Europees hof stelt website aansprakelijk voor haatzaaien

door Jan van Groesen

Opmerkelijk toch hoe weinig aandacht er in het publieke domein is besteed aan een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een zaak die de basis raakt van de vrijheid van meningsuiting. Er wordt tegenwoordig veel gedelibereerd, niet in de laatste plaats in de media, over allerhande onderwerpen die wat maatschappelijke relevantie betreft bepaald niet hoog scoren. Maar met uitzondering van enkele publicaties (o.m. de website van NRC Handelsblad) hebben de nationale en internationale nieuwsmedia het sinds 16 juni jl., de datum van de uitspraak van het hof, goeddeels laten afweten. In het licht van de heftige discussies over vrije meningsuiting na de aanslag op Charlie Hebdo, is dit vooral ook verbazingwekkend te noemen aangezien de uitspraak direct betrekking heeft op de verantwoordelijkheid van de journalistiek en haar steeds belangrijker wordende digitale toekomst. Met het optreden van het hof wordt een rem gezet op de ongebreidelde toegang die derden kunnen hebben tot online producties. Het EHRM wijst in zijn overwegingen nadrukkelijk op de essentiele functie die de pers vervult in een democratische samenleving.

Wat is het geval? Het Europese hof in Straatburg vindt dat degene die een website heeft in bepaalde gevallen aansprakelijk is voor reacties van derden die spontaan op de site worden geplaatst als die reacties lasterlijk van aard zijn en neerkomen op haatzaaien.

Het hof deed uitspraak in de zaak Delfi.ee, een van de grootste nieuwssites van Estland, die in 2006 een artikel had gepubliceerd dat een veerbootmaatschappij de ijsroutes onklaar had gemaakt die de Esten in de winterperiode, als het water bevroren is, gebruiken om met de auto eilanden in de Oostzee te bezoeken. Een rit per auto over het ijs is kennelijk veel goedkoper dan gebruik te maken van de veerboot. Veel Esten waren furieus in hun online reacties onder het artikel en bedreigden de grootaandeelhouder van de veerbootmaatschappij met scheldpartijen en doodswensen. Toen de aandeelhouder aan Delfi.ee vroeg om verwijdering van de grofste reacties plus een schadevergoeding van € 32.000 en de nieuwssite daaraan slechts gedeeltelijk wilde voldoen, kwam het tot een rechtszaak. Een rechtbank in Tallinn, de hoofdstad van Estland, veroordeelde Delfi.ee wegens laster en legde de nieuwssite een boete op van € 320, een vonnis dat in hoger beroep bij het hooggerechtshof stand hield.

Voor de leiding van Delfi.ee werd het met deze uitspraak een belangrijke, principiele zaak. Met name over de vraag die de journalistieke wereld zich zal stellen wie verantwoordelijk is voor de inhoud van de reacties die door derden op de website worden geplaatst. Het modereren van dergelijke reacties, wat bij Delfi.ee in bepaalde mate plaatsvond, of het ontzeggen van toegang aan “reaguurders” staat naar de mening van de website niet gelijk aan het hebben van volledige redactionele controle op deze input. Bovendien zouden service providers die als intermediair optreden, zoals Delfi.ee zichzelf ziet, niet moeten worden behandeld als traditionele media en niet worden onderworpen aan hetzelfde aansprakelijkheidsregime. Toen Delfi.ee zich tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens wendde, werd het hierin bijgevallen door de in Warschau gevestigde Helsinki Foundation for Human Rights. De Estlandse website kon daarnaast rekenen op de steun van internationale media zoals de Guardian, de Telegraaf, Google, de World Association of Newspapers en het Nederlandse Persvrijheidsfonds.

In haar zaak bij het hof in Straatsburg koos Delfi.ee voor een fundamentele verdediging van haar taak als nieuwsorganisatie. Ze betoogde dat de veroordeling wegens laster door het hooggerechtshof van Estland een schending inhoudt van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. De uitspraak van het hooggerechtshof in Tallinn vormde volgens Delfi.ee een inbreuk op haar vrijheid van meningsuiting zoals die door artikel 10 van het verdrag wordt gegarandeerd.

Het Europese hof in Straatsburg is daarop in zijn arrest heel stellig en geeft gedetailleerd aan waarom in dit geval de eigenaar van de website toch aansprakelijk moet worden gehouden. Volgens het arrest was een deel van de reacties van de burgers op de Estlandse website lasterlijk van aard en gelijkstaand aan haatzaaien (hate speech). De reacties vormen volgens het hof een vernedering van de menselijke waardigheid (degradation of human dignity). Het artikel van Delfi.ee over de ijsroutes op de Oostzee, dat aanleiding had gegeven tot lasterlijke reacties, betrof een zaak van publiek belang en de eigenaars van de website waren in een positie om, in redelijke mate, de risico’s van hun activiteit en de negatieve gevolgen te voorzien. Het feit dat de actuele auteurs van de reacties in principe ook aansprakelijk zijn, neemt niet weg dat Delfi.ee aansprakelijk is voor de schade die wordt aangericht aan de reputatie en de rechten van anderen. Bovendien meent het hof dat er geen reele mogelijkheid is om civiele claims tegen de “reaguurders” in te brengen omdat het vaak niet-geregistreerde, anonieme gebruikers zijn van wie de identiteit niet gemakkelijk kan worden vastgesteld.

In de overwegingen van het arrest van het hof wordt o.m. gewezen op het feit dat websites zoals Delfi.ee lezers uitnodigt om te reageren op artikelen van de site. Het hof is van mening dat Delfi.ee onvoldoende maatregelen heeft genomen om de reacties die haatzaaien en aanzetten tot geweld onverwijld en op eigen initiatief van de website te verwijderen. Door het ontbreken van een realistisch vooruitzicht om de auteurs van de reacties zelf aansprakelijk te stellen en gelet op de gematigde sanctie die door het hooggerechtshof in Estland aan de website is opgelegd, is het hof van mening dat het vonnis van Tallinn gerechtvaardigd is en geen disproportionele beperking inhoudt van Delfi.ee’s recht op vrije meningsuiting. Dientengevolge is er geen sprake van schending van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De uitspraak van het hof is niet unaniem. Van de 17 rechters stonden 15 achter het arrest, 2 waren tegen.

Het is uiteraard nog te vroeg om te bezien wat de gevolgen van dit Europese arrest zijn voor het functioneren van websites die lezers uitnodigen te reageren. In journalistiek opzicht wordt het interessant te volgen of en in welke mate de criteria zullen worden aangepast die het publiek toegang verschaffen tot online producties. Het arrest van het hof is daarom belangwekkend omdat de traditionele nieuwsmedia volop in de transformatie verkeren van een steeds bedreigender wordend offline bestaan naar een digitale toekomst waarvoor de verdienmodellen nog grotendeels ontbreken. Het publiceren van aansprekende artikelen en het verwerven van een substantieel deel van het publiek zijn voor het voortbestaan de topprioriteiten.

(23-6-2015)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.