Door Jan van Groesen

Hoe zou Nederland eruit zien als het geen deel van Europa had uitgemaakt? Het is een hypothetische vraag die niet gemakkelijk kan worden beantwoord. Want naar welk Nederland zoeken we dan: het geschiedkundige, het financieel-economische, het sociale, het culturele, het literaire? Of het Nederland dat zich met een zweem van ethiek en moralisme een gidsland wil betonen en dat het belerende vingertje ophoudt om anderen te kapittelen. De laatste maanden kwam vaak het zuinige of zelfs het vrekkige Nederland in beeld.

Deze verhandeling wil proberen een antwoord te formuleren vanuit een Europese context die zo bepalend is geweest voor de ontwikkeling van Nederland sinds de tweede helft van de 20ste eeuw.

Hoewel er veel boeiends te vertellen is over de periode teruggaand tot aan de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795), en er in het huidige verhitte discours in Nederland vaak te pas en te onpas naar die tijd wordt teruggegrepen, wil ik hier als uitgangspunt het einde van de Tweede Wereldoorlog nemen.  Het is een logisch referentiekader voor het schilderen van een beeld van Nederland, een kantelpunt in de recente geschiedenis over de feiten waarvan niet veel onenigheid zal bestaan.

Integriteit van het menselijk lichaam, gelijke behandeling, vrij zijn van vrees en gebrek, bescherming van de persoon en van zijn of haar privacy. Het waren deze rechten van de mens die in de nasleep van de barbaarse handelingen van de Tweede Wereldoorlog ondubbelzinnig prominentie kregen. Ze werden tot hoogste ideaal van de mensheid verheven om toekomstige generaties te behoeden voor de verschrikkingen van oorlog. Met het einde van WO II moest immers een tijdperk van 75 jaar worden afgesloten waarin Europa ernstig verminkt raakte door drie oorlogen, waarvan de wreedheid en onmenselijkheid hun weerga niet kenden.

Frankrijk en Duitsland

Het begon met de Frans-Duitse oorlog van 1870, die als directe opmaat geldt van de Eerste Wereldoorlog en indirect ook van de Tweede. De Frans-Duitse oorlog duurde weliswaar maar zeven maanden, maar hij was ongekend bloedig. Er vielen 200.000 doden en een half miljoen gewonden. De pijnlijkste oorlogshandeling was het Duitse bombardement van Straatsburg waarbij de stad, met zijn vele unieke historische gebouwen, bijna volledig in puin werd gelegd. De aartsbisschop van Straatsburg smeekte de Duitse bevelhebber om een staakt-het-vuren en de burgerbevolking stelde zelfs voor om de Duitse aanvalsleider 100.000 franc te betalen voor elke dag dat hij de stad niet beschoot, maar tevergeefs.

Wie zich afvraagt waarom de Fransen tot op heden hardnekkig vasthouden aan Straatsburg als Europese vergaderstad, met het ogenschijnlijk nutteloze heen-en-weer gereis van het Europarlement tussen Brussel en Straatsburg, moet hier een deel van de verklaring zoeken.

Na de Frans-Duitse confrontatie bleek er in Europa een sfeer van haat en krijgszucht te bestaan die, zo velen vreesden, gemakkelijk opnieuw zou kunnen exploderen. Dat gebeurde ook in 1914  met de aanslag  in Sarajevo op  de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand. De barbaarse wreedheden van de Eerste Wereldoorlog, die met die aanslag ontbrandde, en die van de Tweede Wereldoorlog nadien met zijn mens- en volk-onterende holocaust, zijn genoegzaam bekend. Maar ook dat de vijandschap tussen Frankrijk en Duitsland daarin steeds weer werd herbeleefd als een filmjournaal dat in 1870 zijn oorsprong had gevonden.

Sprekend over de mogelijkheden om bestendig vrede in Europa te bewerkstelligen, was wel duidelijk dat de angel uit de Frans-Duitse vijandschap moest worden gehaald, zonder welke een definitieve regeling buiten bereik zou blijven. Psychologen weten dat hiertoe een bijzondere inspanning is vereist omdat langdurig groepsgedrag, in dit geval van de volken van Frankrijk en Duitsland, zich zeer moeilijk laat omkeren.

Anno 2020 beseffen nog maar weinigen dat heikele politieke kwesties binnen de EU vrijwel altijd worden opgelost als er een vergelijk tussen Parijs en Berlijn is bereikt. Je kunt het een voortzetting noemen van de bezweringsformule om de animositeit tussen de aloude antagonisten in toom te houden. Het werkelijke Europa van de EU is niet dat, wat steeds in het gebruikelijke simpele publieke discours aan de orde is.

“Dit nooit meer”

De Tweede Wereldoorlog kostte aan 41 miljoen mensen in Europa het leven, de holocaust door de nazi’s betekende een ongekend dieptepunt inzake de rechten van de mens en de allesvernietigende kernbommen op Hiroshima en Nagasaki deden een appel op het geweten van de mensheid. Het weerspiegelde een “carnage” die het menselijk bevattingsvermogen te boven gaat,  Na mei  en augustus 1945 werd mondiaal breed het gevoel ervaren “dit nooit meer”.

Het was derhalve niet vreemd dat de inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap, de integriteit van het menselijke lichaam, vrijheid van geloof en meningsuiting, werden verkondigd als mensenrechten die een plicht zijn van iedereen. Op 10 dec. 1948 proclameerde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties  de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), bedoeld als tegenwicht tegen de barbaarse handelingen van het oorlogsgeweld. Artikel 1: “Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid geboren. Ze zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen”.

DE UVRM is een niet-bindende verklaring die als algemene morele en juridische standaard in de wereld is gaan gelden. Ze kan worden gezien als grondslag voor vrijheid, gerechtigheid en vrede en als raamwerk waarbinnen de rechten van de mens beschermd kunnen worden door de suprematie van het recht. De UVRM ontmoette aanvankelijk wel wat verzet van sommige landen, maar uiteindelijk hebben alle landen die lid zijn van de VN deze verklaring onderschreven. De betekenis van de UVRM wordt door jongere generaties helaas niet altijd meer onderkend. En dat valt zeer te betreuren omdat minimaal de geschiedenis moet worden doorgegeven wil de mensheid lessen kunnen trekken.

De universele verklaring vormt de basis voor instrumenten van mensenrechten van de VN en van regionale organisaties als de Raad van Europa, de Organisatie van Amerikaanse staten en de Afrikaanse Unie. In die zin reikt de uitstraling van de UVRM veel verder dan men van een niet-bindende internationale verklaring mag verwachten. Zo heeft ze twee jaar later al in Europa een wettelijk stempel gekregen met de invoering van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), vastgesteld op 4 nov. 1950 in Rome.

Europese mensenrechten

Het EVRM, zeg maar de kloon van de UVRM, is opgesteld en afgekondigd door de Raad van Europa, een samenwerkingsverband van 47 Europese landen. Het verdrag wordt gehandhaafd door middel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, geen instelling van de EU maar van de Raad van Europa,  eveneens gevestigd in Straatsburg.  De uitspraken van het Hof zijn definitief (er is geen hoger beroep mogelijk) en bindend voor de betrokken staten.

Onder de werking van het EVRM valt een veel breder pallet aan rechten dan in de universele verklaring zijn opgenomen. Zo worden genoemd non-discriminatie, gelijke behandeling,  bescherming van de persoon en van zijn of haar privacy, vrijheid van vereniging, vrijheid van godsdienst, vrijheid van pers en van -meningsuiting ,maar ook rechten van participatie (kiesrecht bijv.) , rechten van vreemdelingen en vluchtelingen, sociale rechten, culturele rechten en economische rechten.  De rechters in Straatsburg, van wie elke lidstaat er een levert, hebben het er bijzonder druk mee. Bij het Hof komen per jaar gemiddeld 50.000 verzoeken binnen. Zo heeft de Nederlandse regering nog maar vier weken terug (10/7/2020) de Russische regering voor het Hof gedaagd wegens de aanslag op de MH 17.

Het is wellicht goed om te beseffen dat met het EVRM, Europa het enige continent is waarop een internationaal verdrag ter bescherming van de mensenrechten van kracht is. Niet in Amerika, niet in Azië, niet in Afrika, niet in Australië. Dan valt wellicht ook wat gemakkelijker te begrijpen dat mensen uit verre landen aan onderdrukking en oorlogsleed willen ontkomen en in wrakkige en overvolle bootjes letterlijk hun leven wagen (hoeveel duizenden zijn er al niet verdronken) om in Europa onderdak te vinden. Vrijheid is op het Europese continent een wettelijk onderbouwd begrip. Het werd al herhaaldelijk uit de mond opgetekend van uit het mediterrane water geredde asielzoekers.

Handvest van de EU

Omdat alle lidstaten van de Europese Unie tevens lid zijn van de Raad van Europa onderschrijven alle EU -lidstaten de waarden van het EVRM. Dat neemt niet weg dat de EU zich als internationale organisatie eveneens graag wil profileren, niet alleen als financieel-economische gemeenschap, maar ook als een waardengemeenschap op andere terreinen. Tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad, de Raad van EU-regeringsleiders (niet te verwarren dus met de Raad van Europa) op 14 december 2001 in het Belgische Laken formuleerden de staatshoofden en regeringsleiders van de EU hun doelstellingen op dat terrein. “Religieus fanatisme, etnisch nationalisme, racisme, terrorisme zetten zich door. Regionale conflicten, armoede, onderontwikkeling blijven er een voortdurende voedingsbodem voor. In zo’n wereld bestaat grote behoefte aan een leidende rol van Europa dat een stabiliserende invloed op wereldvlak moet spelen en een lichtbaken dient te zijn voor tal van landen en volken”.

De Europese leiders baseerden zich met dit streven op een document dat te weinig bekendheid geniet, namelijk het  “Handvest van grondrechten van de Europese Unie”. Dit handvest was op 7 december 2000 als intergouvernementele overeenkomst door de Europese raad gepubliceerd. De EU wil ermee uitdrukken dat ze is uitgegroeid tot een rechts- en waardengemeenschap. Het handvest bestaat uit zeven hoofdstukken, te weten waardigheid, vrijheden, gelijkheid, solidariteit, burgerschap , rechtspleging en algemene bepalingen.

Het is een bekend gezegde dat papier geduldig is. Dat geldt ook voor papier waarop mensenrechten zijn neergeschreven. Het hangt immers altijd van de praktische toepassing af of de bescherming van de mensenrechten wordt waargemaakt. Daarom is het goed te constateren dat Europa, met uitzondering van de Joegoslavische oorlogen(Servië, Bosnië, Kroatië, Kosovo) in de jaren negentig van de vorige eeuw, nu 75 jaar vrede kent. Het is exact dezelfde tijdsspanne als waarin daarvóór de krijgszucht tot onmenselijke barbarij leidde. En het mag een prestatie van groot formaat worden genoemd, deze ongekend langdurige vreedzame periode in Europa, en daaraan gekoppeld de wijze waarop de EU vanuit het uitgangspunt van vrede en recht functioneert, een gemeenschap van 27 verschillende landen, 27 verschillende culturen, 27 verschillende talen en dus 27 verschillende identiteiten. Nog opmerkelijker mag het worden genoemd dat de twee antagonisten van voorheen nu al decennialang de vrede en de eenheid binnen de gemeenschap weten te bewaren en daarin zelfs een hoofdrol vervullen.

Dat binnen dit bonte mozaïek van landen en culturen veel inspanning moet worden geleverd om de rangen binnen de EU gesloten te houden, mag uiteraard geen verbazing wekken. Brexit is een fors negatief punt op het conto van de EU, al moet gezegd worden dat de Britten eigenlijk nooit echt bij het continent wilden horen en velen nu stiekem blij zijn dat ze van deze notoire nee-zeggers verlost zijn.

Rechtsstaat

De laatste tijd speelt binnen de unie tevens de kwestie van de dreigende uitholling van de rechtsstaat zoals deze in enkele EU-landen plaatsvindt. Hongarije en Polen zijn voor de Europese commissie (het bestuur van de EU)  harde en hardnekkige noten om te kraken, temeer daar het landen zijn die niet uit een democratische cultuur afkomstig zijn. Het is ook niet eenvoudig voor een land om toe te treden tot een supranationale organisatie waar gemeenschappelijkheid het uitgangspunt is. De angst bij de toetreders dat ze van hun identiteit moeten inleveren, speelt immer mee. Zeker in een tijd waarin nationalisme weer heftig wordt beleden.

In het geopolitieke krachtenveld in de wereld en het innemen van een strategische positie daarin, wordt de EU wel een soft power genoemd. Het duidt erop dat de unie meer gelooft in de kracht van het woord dan in de kracht van het geweer. De EU beschikt over een stelsel van waarden en beginselen – met mensenrechten en democratie als kern – die zij ook in de rest van de wereld wil uitdragen. Deze waarden en beginselen zijn o.m. verweven in de criteria die gelden voor toetreding tot de EU. Europa als het continent van de humane waarden, de Magna Carta, de Bill of Rights, de Franse revolutie, het EVRM. Het continent ook van de vrijheid, de solidariteit, de diversiteit vooral wat respect inhoudt voor andere talen, culturen en tradities. Caroline de Gruyter schreef recent nog in NRC Handelsblad over Europa als het meest pacifistische continent ter wereld.

Nederland

Hoe verhoudt Nederland zich tot dit Europese krachtenveld? Nederland is “by all standards” een van de meest welvarende landen ter wereld. Dat het lidmaatschap van de EU aan die status heeft bijgedragen is boven alle twijfel verheven.

Samen met Frankrijk en Duitsland behoort Nederland tot de oprichters van de Europese gemeenschap, te beginnen in 1952 met de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal), die in 1967 uitgroeide tot de EEG (Europese Economische Gemeenschap) en die in 1993 bij het Verdrag van Maastricht tot de Europese Unie werd omgedoopt. Achtereenvolgende Nederlandse regeringen van verschillende politieke signatuur hebben soms met passie en zonder grote strubbelingen meegeholpen om de rechtsbeginselen en de waarden van de unie op- en uit te bouwen tot wat ze nu geworden zijn.

Het percentage van Nederlanders dat vóór Europa is, zo hebben betrouwbare peilingen altijd aangegeven, heeft zich nooit onder de 60 procent bevonden. Het aantal Nederlandse burgers dat positief is over het EU-lidmaatschap beweegt zich tussen de 70 en 75 procent. Op basis van deze cijfers mag je de Nederlandse bevolking geen euroscepsis aanwrijven, al is het beeld dat daarvan in het publieke domein wordt uitgedragen volledig anders. Daarover straks meer.

Vrijwel vanaf de start van de Europese gemeenschap tot medio de jaren negentig van de vorige eeuw was Nederland een netto-ontvanger, zoals dat in het Brusselse jargon wordt omschreven. Een en ander hield in dat Den Haag jaarlijks vaak vele honderden miljoenen guldens meer terugontving dan het aan Brussel afdroeg. Afgezien nog van de subsidies en de bijdragen uit EU-fondsen die voor speciale projecten richting Nederland stroomden. Sinds 1991 behoort de regering in Den Haag tot de netto-betalers aan Brussel. In het jaar 2018 betaalde Nederland 8,4 miljard Euro aan de EU, waarvan overigens 3,3 miljard aan handelstarieven die het voor de EU int. Daar stonden inkomsten tegenover van 1,2 miljard Euro vanuit EU-fondsen en een korting die Nederland jaarlijks heeft bedongen van 1,2 miljard Euro. Een zuinige of vrekkige Mark Rutte heeft deze korting tijdens de jongste EU-top weten te verhogen tot 1,9 miljard Euro. (NB: de hoogte van de jaarlijkse afdracht aan de EU wordt bepaald op basis van het bruto nationaal inkomen van de individuele lidstaten).

Een oppervlakkige waarnemer zou kunnen concluderen dat hij nu de verklaring voor de opkomst van euroscepsis in Nederland wel kent. Maar de populariteit onder de Nederlandse bevolking voor Europa heeft bij de overgang van netto-ontvanger naar netto-betaler geen wijziging ondergaan. Wel is het goed te weten dat de financiële relatie van Nederland met de EU nog wat meer componenten kent die een completer beeld verschaffen. Uit een studie van het CPB van 2008 bleek dat de Nederlandse economie dankzij de interne markt van de EU (zeg de handel binnen de unie) jaarlijks met een bedrag tussen 25 en 30 miljard Euro was gegroeid. De uitkomsten van 2019  zullen daarvan geen grote substantiële afwijking vertonen, wel een trend opwaarts. Uitgaande van die cijfers concludeerde het CPB dat dit voor de Nederlandse burger individueel jaarlijks een inkomen van tussen de 1500 en 2200 Euro oplevert.

Of Nederland ook een loyaal lid is van de Europese Unie in haar rol als rechts- en waardengemeenschap, lijkt af te hangen van welke politieke signatuur de regering in Den Haag bestaat. Het zit kennelijk in het DNA van de Nederlanders om elke verhouding tot derde partijen, vooral tot Europa, steeds maar weer in geld te willen uitdrukken. Daarmee doet Nederland die derde partijen maar ook zichzelf tekort. Het mag een opluchting worden genoemd dat aan dit rituele gedrag van de Nederlanders nog geen venster in de oude en de nieuwe Nederlandse canon is gewijd. En het is om dezelfde reden niet echt verrassend dat Nederland zich recentelijk in de personen van minister van Financiën Wopke Hoekstra en van premier Mark Rutte zo hardvochtig heeft opgesteld inzake een Europese aanpak van de corona-crisis. Nederland heeft daarmee in Europa een fikse imagoschade opgelopen. Verrassend zou het wel zijn als de opstelling van Mark Rutte erop duidt dat hij zich na Brexit de plaats van de notoire Britse nee-stem in Brussel wil gaan toeëigenen, al zou dat op zelfoverschatting duiden.

Euroscepsis

Als Europa er voorstaat zoals in deze verhandeling aangegeven, en de feiten liegen niet, is het eigenlijk verbazingwekkend dat er de laatste decennia zoveel euroscepsis in de EU-lidstaten is gegroeid. Er zou een diepgaande en boeiende wetenschappelijke beschouwing aan kunnen worden gewijd. Ik wil mij in dit bestek beperken tot een korte vermelding van de drie hoofdoorzaken:

  1. de populistische beweging bestaat bij de gratie van het verspreiden van angst onder het electoraat. Het populisme is zo oud als de mensheid zelf, maar heeft bij de invoering van het internet eind jaren tachtig een enorme impuls gekregen doordat het de beschikking kreeg over een perfect instrumentarium voor het uitdragen van zijn boodschap. Sociale media die niet worden getoetst en waarmee de slogans en de verbale krachttermen onmiddellijk onder een groot publiek konden worden verspreid. Er lijkt een duidelijke correlatie te zitten tussen de komst van het wereldwijde web en de toegenomen misleiding van het electoraat.
  2. de huidige generatie van politici in de westerse landen herbergt te weinig kennis van wat Europa voor de burgers betekent en ontbeert vaak de politieke moed om het electoraat op de juiste wijze te informeren. De Raad van Europa en het EVRM zijn sowieso voor het gros van de burgers onbekende grootheden. “Brussel” ligt als negatief narratief op de lippen van veel politici bestorven als zij een onaangename boodschap op de EU willen afschuiven. Brussel is echter niet meer dan het administratieve centrum van de Europese Unie. De macht binnen de unie ligt bij de regeringsleiders die geregeld in alle steden van de lidstaten besluiten nemen.
  3. de mainstream nieuwsmedia hebben in de lidstaten van de EU en met name ook in Nederland bijgedragen aan de negatieve beeldvorming over Europa. In plaats van de Europese burger op onpartijdige en onafhankelijke wijze te informeren over de werking van de EU en de Raad van Europa, wat hun oorspronkelijke taak is, hebben een aantal media, gedrukte zowel als audiovisuele, deze opdracht steeds meer verwaarloosd. In plaats van met betrouwbare en feitelijke inhoud te werken, zijn er nieuwsmedia die, om redenen van vermeend lijfsbehoud, voorrang geven aan de stemmingmakerij van de populistische politici. Dat de Europese eenwording tot 75 jaar vrede in Europa heeft geleid, staat bij het teruglopende aantal correspondenten in Brussel niet altijd meer op hun netvlies. Dat steeds meer media in Brussel, inclusief de Nederlandse, zich voor hun Europese nieuws vaak zijn gaan baseren op een vrij nieuwe Amerikaanse nieuws-outlet, Politico, spreekt boekdelen.

Democratie

Deze beschouwing is bedoeld om wat meer balans aan te brengen in de beeldvorming die over Europa en de EU in Nederland bestaat. En een schets te maken dat Europa veel meer is dan geld alleen.

De positieve karakterisering van hierboven betekent overigens niet dat alles goed is wat we zien in de EU; wel dat er nog voldoende ruimte is voor ontwikkeling en verbetering. Zo kampt de Europese Unie nog steeds met een democratisch tekort, ondanks het feit dat het Europese parlement de laatste decennia veel meer bevoegdheden heeft bevochten en verworven dan menigeen durft te vermoeden. In relatie tot de nationale parlementen van de lidstaten, kan het Europarlement inmiddels een vergelijking goed doorstaan.

Om het gesignaleerde tekort enigszins op te vullen , zou het een forse democratische impuls zijn als zich op Europees niveau partijvorming zou aandienen, waarbij kandidaten voor het Europarlement naar voren worden geschoven op wie de burgers van alle EU-lidstaten hun stem kunnen uitbrengen. In dat geval kun je van werkelijke Europese vertegenwoordiging spreken in plaats van, zoals nu, vrijwel uitsluitend kandidaten te hebben die door nationale politieke partijen worden geselecteerd en door de burgers van het eigen land bij verkiezing naar het Europese toneel worden afgevaardigd.  In Nederland is met die vernieuwing al een klein begin gemaakt door de partij Volt, een jongerenpartij die zich tot een werkelijke paneuropese partij wil gaan ontwikkelen.

 

Jan van Groesen

(17-8-2020)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.