Hoewel Jan van Groesen in zijn stuk meerdere kwesties aansnijdt, wil ik er één uitlichten die mijzelf al tijdenlang intrigeert. Het gaat om de kwestie van de privacy versus openbaarheid via social media. Vooropgesteld dat ik mij grote zorgen maak over al het dataverkeer dat door Jan en alleman en vooral de overheid wordt onderschept en tegen het licht gehouden. Anders dan in bijvoorbeeld Duitsland is dat bij ons in de publieke opinie niet of nauwelijks een issue. De goegemeente komt vaak niet verder dan de dooddoener: “Als je niets te verbergen hebt, hoef je daar ook geen angst voor te hebben”. Iemand ried mij eens aan om de persoon die zoiets zei te vragen: “Dus dan vind jij het ook prima om een kopie van de sleutel van je huis permanent bij de politie in bewaring te geven!?” En inderdaad, dan blijkt dat voor die ander toch een probleem op te leveren en is de eerder gebezigde stelling in dat geval niet houdbaar; maar dit terzijde.

De casus van de vier niet betalende dinergasten. De stelling van Van Groesen is dat het dreigen met steeds scherpere foto’s van het stel op de Facebook-pagina van het restaurant niet kan vanwege het portretrecht. Nu ben ik iemand die zeer hecht aan het nakomen van de met elkaar afgesproken rechtsregels – al overtreed ik die in de praktijk, op weliswaar onschuldig niveau, met een zekere regelmaat – maar vind ik het allereerst belangrijk mij af te vragen hoe een bepaalde actie zich verhoudt tot mijn rechtsgevoel. Ik moet zeggen dat ik de actie van de restauranthouder een proportionele reactie vind tegenover het hufterige niet-betalen van zijn “gasten”. En wanneer zo’n actie dan ook nog het gewenste effect heeft, dan kan ik dat met voldoening tot mij nemen. Maar waar, zo vraag ik mijzelf vervolgens af, zijn dan mijn eerder uitgesproken zorgen over de privacy gebleven? Tja, die zijn blijkbaar aan verandering onderhevig onder invloed van de tijd en haar technologische ontwikkelingen. Zo had ik ook geen enkele moeite met de actie van de politie van Geldermalsen die een week lang geblurde foto’s van raddraaiers op haar site had gezet met de mededeling: meld je je niet, dan volgt volledige openbaarmaking. Ook hier vind ik: proportioneel optreden tegenover wat er gebeurd is.

De wet en dus ook het portretrecht loopt per definitie achter bij wat er zich aan nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij voordoet en het is aan wetgever of de rechter om daar oog voor te hebben en daar op in te spelen. Het gebruik van een verborgen camera was tot circa tien jaar geleden slechts voorbehouden aan een enkele cameraploeg die daarvoor niet gestraft werd door de rechter mits het maatschappelijke belang dat ermee was gediend groot genoeg was en alleen op die manier gediend kon worden. Inmiddels is het volstrekt “normaal” dat mensen met de verborgen camera worden gefilmd en dit ook zonder sanctie wordt uitgezonden, terwijl het maatschappelijk belang ervan allang geen voorwaardelijke factor meer lijkt te zijn. Dat automatisme betreur ik, vind ik kwalijk en zorgelijk. Toch kan en wil ik niet mijn ogen sluiten voor wat er gaande is op het gebied van de openbaarheid middels de duizenden camera’s die zonder protest overal in het land hangen en het feit dat het woord privacy aan ingrijpende herdefiniëring toe is, omdat iedereen tegenwoordig alles kan fotograferen, filmen en ook nog eens op YouTube of Facebook kan zetten. Naast de nadelen zijn er namelijk ook voordelen aan verbonden. De veroordeling van politieagenten in de VS die op verschillende plaatsen zwarte burgers meenden te moeten “executeren” omdat de beweging die ze maakten kon worden uitgelegd als het trekken van een wapen, komen daar dankzij de amateurfilmpjes niet meer mee weg. En in ons land zou de dood van de Arubaan Mitch “nekklem” Henriquez in de vergetelheid zijn weggestopt als er geen beelden van waren geweest, gemaakt door omstanders.
Als gezegd, de wet is voor mij een hoog goed, maar ik heb alle begrip voor die restauranthouder die dreigde de beeltenissen van de vier wanbetalers scherp op zijn Facebook pagina te zetten. Ik vind dat hier de proportionaliteit het wint van het portretrecht en de bijbehorende privacy van de vier personen in kwestie. En als we het daar met elkaar niet over eens worden is er altijd nog de onafhankelijke rechter die zich erover kan uitspreken. Als ik advocaat van een van beide partijen zou moeten zijn en zou mogen kiezen, dan wist ik het wel.

Job de Haan
(6-2-2016)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.