”De menselijke beschaving is gegrondvest op taal”, aldus Rob Vreeken in zijn waardevolle Volkskrant-column van dinsdag 11 aug. jl. Overigens denk ik dat het omgekeerde eveneens waar is: ook alle menselijke barbarij is gegrondvest op taal, maar hieronder schaar ik mij achter Vreekens stellingname. Ik moest daaraan denken toen ik afgelopen zaterdag op pagina twee van de VK de samenvatting las van een enquête onder Nederlanders met de kop: Geen draagvlak voor ‘meer vluchtelingen’. Nog geen kwart van de bevolking, zo luidt de toelichting, is voorstander van meer vluchtelingen, terwijl bijna de helft vindt dat er ‘minder vluchtelingen’ moeten binnenkomen. Na de eerste schrik sloeg, al verder lezend, mijn stemming eerst om in verbazing en uiteindelijk in verontwaardiging. Wat bleek: voor zogenaamde oorlogsvluchtelingen vindt slechts een kwart dat er daar minder van moeten komen terwijl bijna de helft een hoger aantal acceptabel vindt. De aversie richt zich, aldus de toelichting, vooral tegen economische vluchtelingen. Kijk, dan ziet het plaatje er dus heel anders uit, dan had de kop zelfs kunnen zijn: Bijna de helft van de Nederlanders accepteert dat er meer vluchtelingen worden toegelaten. Hoezo, geen draagvlak?
Schuld aan het verwarrende beeld dat aldus ontstaat is volgens mij het onjuiste onderscheid tussen oorlogsvluchtelingen en economische vluchtelingen. Wat mij betreft heeft de enquête daarmee haar intrinsieke en representatieve waarde verloren en het verbaast mij dat de VK dat onderscheid klakkeloos heeft overgenomen.
Het gemaakte onderscheid tussen de twee groepen is meer dan alleen een theoretische definitiekwestie, het vertroebelt en beschadigt het zuivere debat over wat er aan migratie op dit moment aan de hand is. Immers, volgens het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties uit 1951 is een vluchteling “iemand die in zijn thuisland gegronde vrees heeft voor vervolging. Redenen voor vervolging kunnen zijn: ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of seksuele voorkeur. De vluchteling kan in eigen land geen bescherming krijgen tegen deze vervolging”. Mensen die om materiële redenen hun heil in een ander land zoeken zijn dus geen vluchtelingen, maar economische migranten (zoals ook het hoofdredactioneel commentaar van de VK hen wel terecht noemt), of wat ik een handzamere term vind: arbeidsmigranten.
Ik weet niet of het stijlboek van de Volkskrant in deze specifieke terminologie voorziet, maar los daarvan zou ik voor de zindelijkheid van het taalgebruik en de daarmee samenhangende formuleringen sterk pleiten voor de gescheiden definities. ‘Vluchtelingen’ zijn mensen die zich gedwongen zien om hun land te verlaten om het vege lijf te redden en mensen die hopen dat zij in een ander land een betere toekomst voor zichzelf en/of hun familie tegemoet gaan, noemen we ‘arbeidsmigranten’. Dat betekent dat de overgrote meerderheid die vanuit het Midden-Oosten naar hier komt ‘vluchtelingen’ zijn om aan het oorlogsgeweld te ontkomen en dat een grote groep mensen die (van buiten de EU) vanuit Oost-Europa naar West-Europa komt gerekend moet worden tot de ‘arbeidsmigranten’, in de hoop er financieel-economisch op vooruit te gaan.
Wanneer die zuiverheid in taal wordt betracht, wordt ook de discussie over het ingewikkelde vraagstuk zindelijker en vooral ook minder stigmatiserend. Om met de woorden van Rob Vreeken te eindigen wordt dan ook nog eens impliciet een bijdrage geleverd aan onze “menselijke beschaving”.
Job de Haan
Bestuurslid Stichting Media-Ombudsman Nederland
(19-8-2015)